Het is geen goedbewaard geheim, maar mijn kook-kunde (wat zelfs al een overdrijving in zich draagt) reikt nauwelijks verder dan het vermogen iets vakkundig op te warmen tot een eetbaar en hongerstillend niveau.
Hoewel ik ontzettend kan genieten van een heerlijke maaltijd lijkt ik het kook-gen ergens verloren te zijn (wie het tegenkomt, stuur het me gerust op). Zodus ben ik al een stuk veilig gesteld met een vegetarische levenswijze – maar bijt ik wel vaker in een nog half bevroren veggieburger of moet ik af en toe de zwarte kant er af krabben. Ook de truuk om alle ingrediënten samen gaar en klaar te krijgen, ontgaat me compleet. Kijken naar ronddobberende groentjes, prikken, proeven, verder staren,… and repeat… Nee ik eet dan liever een peer of droge rijstwafel. Hoewel ik in de meest voedzame tijd van het jaar gewoon naar buiten kan lopen en al plukkend en snoepend van de tuin kan genieten.
Maar nu, zo tussen de soep en de patatten ontdekte ik een gelijkenis tussen koken en posters ontwerpen:
Een mooie poster, dat is genieten. Een visuele kick (verse stoverij met frietjes na een koude wandeling). Soms lijkt het zo eenvoudig, zo logisch dat het gek is dat je er zelf niet op komt, maar een poster ontwerpen kan ontzettend lastig zijn. Op een bepaald moment moeten beeld, typo en inhoud samen een krachtige boodschap vormen. De stoverij moet gaar zijn, de frietjes goudgeel en knapperig, de kruiden precies balancerend op kracht en gelijkwaardigheid.
En op welk bord (papiersoort), met welk bestek (setting), met welk gezelschap (doelgroep) ga je serveren?
Als reiziger eet ik het liefst uit een gamel die gewoon in mijn schoot rust. Drink ik uit een houten beker en eet ik vooral met een lepel en handen terwijl ik opgewarmd van het kampvuur naar kleine rimpelingen in het meer staar.
…
Zou dat wat zeggen over mijn ontwerp-stijl/methode/gewriemel? Zou dat verklaren waarom ik me een holbewoner in typo-land voel?